Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Het eerste anatomische theater werd gebouwd in Padua, Italië in de zestiende eeuw. Het doel van dit theater was om studenten geneeskunde en artsen een educatieve ruimte te bieden om de menselijke anatomie te bestuderen, omdat deze door de katholieke kerk was verboden. Men denkt dat er vóór de zeventiende eeuw dissecties werden uitgevoerd op terechtgestelde misdadigers, maar er zijn geen documenten die dit in die periode aantonen.

Het eerste anatomische theater werd gebouwd in Italië, waar artsen en andere belangstellenden toekeken onder het wakend oog van een lijk. Rond 1650 had Amsterdam een eigen theater met een eigen collectie waarin misdadigers voor studie werden ondergebracht – niet alleen mensen maar ook dieren!

Basel

Het eerste anatomische theater werd in 1589 gebouwd door de Italiaanse anatomist Alessandro Benedetti, die het idee al in 1493 had voorgesteld. Zijn voorstel leidde tot een lange periode waarin men geen plaats had voor zijn demonstraties en ontledingen. Deze konden alleen worden gehouden op tijdelijke tribunes die soms provisorische bouwsels waren, zoals dit theater uit Bazel dat kort na de bouwdatum werd geopend met weinig aandacht voor hygiënische normen of veiligheidsmaatregelen.

Amsterdam en Leiden

De eerste anatomische les werd in 1632 gegeven door Dr. Nicolaes Tulp. Deze demonstratie vond plaats in De Waag op de Nieuwmarkt, waar ook de zaal van het chirurgijnsgilde was gevestigd en een anatomisch theater dat draaide rond zes schuine gangen met telkens plaats voor 200 toeschouwers. Rembrandts schilderij verbeeldt deze gebeurtenis. Het is niet duidelijk of hij de opdracht had gekregen of vrijwillig zijn diensten als kunstenaar aanbood om vast te leggen wat daar gebeurde, zodat de mensen het zich voor altijd konden herinneren!

dr. Nicolaes Tulp

Dr. Tulp kon aantonen dat de Amsterdamse afdeling ontleedkunde de moeite waard was, en hij was indertijd een soort professor geweest – iemand die de artsen op dit gebied voorging. De demonstratie van Dr. Tulp (zoals wij hem noemen) werd door vele toeschouwers bijgewoond: zowel stadsbestuurders als andere belangstellenden keken gretig toe hoe hij demonstreerde hoe spieren uit lichamen werden gelicht met een pincet dat dicht bij het gezicht werd gehouden.

Dit lijkt een natuurlijke weergave te zijn. Anatomisten betwijfelen dit, vanwege de weergave van spieren en pezen. En er is nog iets dat niet overeenkomt met de gangbare praktijk – een autopsie begon altijd bij de buik omdat zich daar de meest kwetsbare organen bevinden die snel verteerbaar zijn voor menselijk lichaamsweefsel; blijkbaar wilde Dr. Tulp zichzelf op dezelfde manier laten zien als Andreas Vesalius die vóór hem was afgebeeld door zijn bevindingen in “Atlas De Humanis Corporibus” te evenaren.

Leidse anatomisch theater

Het anatomisch theater in Leiden was in de wintermaanden niet alleen een plek om te snijden. Professor Petrus Paaw zette skeletten op het podium om zijn werk te demonstreren, en hij had zelfs een publiek dat uit heel Europa kwam.

Het anatomisch theater was niet alleen een onderwijsruimte voor studenten om te leren over het menselijk lichaam. Het diende ook als een educatief instrument dat de kortstondigheid van het leven liet zien en iedereen herinnerde aan zijn sterfelijkheid met memento mori (gedenk de dood) of vita Brevis (‘het leven is kort’).

Uitbreiding van de collectie

De verzameling prenten van Paaw’s opvolger, Otto Heurnius, gaat over vergankelijkheid. Zijn voorkeur voor excentriciteit blijkt uit de aankoop van een nijlpaardenkop en geslachtsdelen die hij ook onder zijn ambtstermijn verzamelde. De titels ‘Allegorie van de vergankelijkheid’ verwijzen ook naar het idee dat er uiteindelijk een einde komt aan het leven vanwege de broosheid ervan; iets wat we niet kunnen helpen, maar wat ons telkens weer opvalt als ons eigen bestaan in de loop der tijd te snel wegkwijnt. Zzonder veel ophef of feest van de maatschappij om ons heen, behalve dan verdriet of misschien zelfs angst voor wat ons na de dood te wachten staat, als die er al echt is.

De verwerving in 1719 van de collectie van de bekende Leidse professor was een belangrijk moment voor deze universiteit, omdat deze collectie ten dienste zou blijven staan van zowel het onderwijs als het onderzoek aan haar school. Tot de iconische bijdragen van Heurnius behoren vele preparaten die nu in Nederlandse musea zoals het Rijksmuseum van Oudheden (NMAA) zijn ondergebracht – een historische vondst!

Leave a comment